Gedrag, Hoogsensitiviteit

Erkennen van hoogsensitiviteit

In een eerder bericht heb ik het al gehad over het herkennen van hoogsensitiviteit bij kinderen. Tijdens mijn master EN (gedragsspecialist) heb ik onderzoek gedaan naar het erkennen van hoogsensitiviteit bij jonge kinderen. Hierbij stond het zoeken naar richtlijnen voor de leerkrachten om de hoogsensitieve kinderen te erkennen en (ontwikkelingsgericht) te begeleiden centraal.

Hoogsensitieve kinderen ontwikkelen zich het best in een veilige omgeving: een omgeving waarin deze kinderen (h)erkend worden, en waarin rekening wordt gehouden met hun onderwijsbehoeften (Van der Veen, 2015). Aron (2003) omschrijft hoogsensitieve kinderen als mensen die van nature de neiging hebben veel dingen op te merken in hun omgeving en overal diep op reflecteren voordat zij handelen. Zij nemen de tijd om de informatie eerst te verwerken, voordat zij tot actie overgaan (Van der Veen, 2015). Hoogsensitieve kinderen zijn eerder overstuur, angstig, schrikken sneller van harde geluiden dan andere kinderen en kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met afscheid nemen (Bont, 2015). Zij staan niet graag in het middelpunt van de belangstelling en willen niet dat alle aandacht op hen gericht is (Van der Veen, 2015). Hoogsensitieve kinderen reageren in vertrouwde situaties zeer open en spontaan, maar kunnen in vreemde omstandigheden vaak gesloten en/of angstig zijn. Een veilige omgeving is voor een hoogsensitief kind dan ook een omgeving waarin rekening wordt gehouden met haar onderwijsbehoeften (Van der Veen, 2015). Enkele richtlijnen voor de hoogsensitieve kinderen worden geschetst:

  • Hoogsensitieve kinderen zijn beelddenkers: zij hebben behoefte aan beeldmateriaal (Verdoes, 2014);
  • Ze zijn onderzoekend/nieuwsgierig: willen via eigen onderzoek ervaringen opdoen en niet de kaders al aangereikt krijgen;
  • Het is belangrijk tegemoet te komen aan hun talenten, zodat zij in een natuurlijke flow komen waarin ze met relatief weinig moeite veel meer kunnen bereiken (Van den Daele & t’Kindt, 2011). De meeste hoogsensitieve kinderen hebben interesse in natuur, kunst en/of muziek (Nieuwenbroek, 2011);
  • Hoogsensitieve kinderen beschikken over een creatief denkvermogen: zij kunnen patronen en originele oplossingen zien (Van der Veen, 2015);
  • Ze hebben volwassenen nodig die luisteren, accepteren, meeleven en openstaan (Van den Daele & t’Kindt, 2011);
  • Hoogsensitieve kinderen hebben behoefte aan structuur en begeleiding in nieuwe situaties/activiteiten, niet aan bescherming (Van der Veen, 2015).

Dit onderzoek wordt middels casestudy, een vorm van een actieonderzoek, uitgevoerd. Er worden interventies gepleegd en verschillende gesprekken gevoerd met zowel leerkrachten als kinderen. Uit dit onderzoek blijkt dat de kernbegrippen voor de leerkracht, luisteren, accepteren, meeleven en openstaan, voorwaardelijke vaardigheden zijn bij het werken met hoogsensitieve kinderen. Het gedrag van een hoogsensitief kind wordt namelijk beïnvloed door hoe volwassenen het kind begeleiden (Van den Daele & t’Kindt, 2011). Hier zijn de focusgesprekken tijdens dit onderzoek dan ook op gericht. Uit de focusgesprekken zijn zeven richtlijnen naar voren gekomen. Drie van deze richtlijnen zijn bestaande richtlijnen, en werden door de interventies en de daaruit voortvloeiende focusgesprekken bevestigd. Het is voor het zelfwaardegevoel belangrijk tegemoet te komen aan de talenten van de kinderen (Van den Daele & t’Kindt, 2011; Nieuwenbroek, 2011). Naast deze richtlijn is ook de richtlijn over het voorbereiden op nieuwe situaties terug te vinden in de al opgestelde richtlijnen. De kinderen hebben structuur en begeleiding nodig in nieuwe situaties. Hoogsensitieve kinderen hebben behoefte aan begeleiding, niet aan bescherming (Van der Veen, 2015).

Daarnaast blijven vier richtlijnen over, die een aanvulling kunnen zijn op de bestaande richtlijnen. Bij deze richtlijnen valt op dat het kernbegrip onderzoekend en nieuwsgierig zijn erg belangrijk is. Uit focusgesprekken is gebleken dat dit kernbegrip niet het eerste begrip is waaraan gedacht wordt bij de begeleiding van hoogsensitieve kinderen. Vandaar dat leerkrachten juist richtlijnen nodig hebben die onder dit begrip vallen. Volgens Van der Veen (2006) worden kinderen liever uitgedaagd via eigen onderzoek en ervaring kennis op te doen dan via het reproduceren, het ‘nadoen’ van wat uitgelegd is. De nieuwe richtlijnen dat kinderen behoefte hebben aan een rustige plek en dat zij klasgenoten nodig hebben die hen ruimte geven tot eigen initiatief, hebben voor een deel ook te maken met het (ontwikkelingsgericht) onderwijs in een kleutergroep waarbij ieder kind met de eigen ontwikkeling en activiteit bezig is in een rijke leeromgeving (Aron, 2003; Janssen-Vos, 2008). Dit ontwikkelingsgericht onderwijs heeft als aandachtspunt voor de hoogsensitieve kinderen dat zij alles opmerken in de omgeving en daarover gaan nadenken voordat zij zelf iets gaan doen (Aron, 2003). Een maatje waarbij de kinderen zich veilig en vertrouwd voelen kan hierbij ondersteuning bieden (Van der Veen, 2015).
Naast het ontwikkelingsgericht begeleiden staat het erkennen van de hoogsensitieve kinderen centraal (Van der Veen, 2015). Belangrijk daarbij is dat de leerkracht aangeeft dat de kinderen fouten mogen maken en dat de kinderen een hulpmiddel nodig hebben om te leren nadenken over hun gevoelens. Hoogsensitieve kinderen staan namelijk niet graag in het middelpunt van de belangstelling en reageren veelal introvert (Aron & Aron, 2005; Bont, 2015; Van den Daele & t’Kindt, 2011). Afbeeldingen zijn daarbij, in verband met het beelddenken van hoogsensitieve kinderen, van belang (Verdoes, 2014). Het is belangrijk het kind de gevoelens te gunnen en te bevestigen, waardoor de kinderen de situatie als vertrouwd beschouwen (Nieuwenbroek, 2011; Van der Veen, 2015; Van den Daele & t’Kindt, 2011).
Uit dit onderzoek is gebleken dat de bestaande richtlijnen uitgebreid kunnen worden met vier nieuwe richtlijnen, gericht op de kernbegrippen van de kinderen en de leerkrachten, waarbij duidelijk wordt dat de kinderen behoefte hebben aan een rustige plek, klasgenoten die ruimte geven tot eigen initiatief, een leerkracht die aangeeft dat fouten maken mag en een hulpmiddel om over hun gevoelens te leren nadenken.

Literatuur
Aron, E. (2003). The Highly Sensitive Child. Helping our children thrive when te world
overwhelms them
. New York: Broadway Books.
Aron, E., Aron A., & Davies, K. (2005). Adult shyness: The interaction of temperamental
sensitivity and an adverse childhoog environment. Personality and Social Psychology
Bulletin, 31
, 181-197.
Bont, C. (2015). Hoogsensitiviteit als kracht. Werken met je intuïtie (20e dr.).
Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers.
Daele, I. van den, & t’Kindt, L. (2011). Mijn kind is hooggevoelig. Wegwijzer voor ouders,
leerkrachten en Hulpverleners
(7e dr.). Tielt: Lannoo.
Janssen-Vos, F. (2008). Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw. Assen: Van
Gorcum.
Nieuwenbroek, S. (2011). Hoogsensitieve leerlingen (2e dr.). Esch: Quirijn.
Veen, G., van der (2006). Hoogsensitieve kinderen in het basisonderwijs. Brochure van het
Landelijk Informatiepunt Hoogsensitieve Kinderen (LiHSK).
Veen, G. van der (2015). Gevoeligheid in de klas. Herkenning en begeleiding van
hoogsensitieve en hoogstimulatieve kinderen op de basisschool.
Steenwijk: 248 media.
Verdoes, T. (2014). De jonge beelddenker. Uitleg, tips en opdrachten voor leerkrachten en
ouders
. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Plaats een reactie